woensdag 3 juni 2015

STADSE FRATSEN XIIII




Dela kroniek Interview met Sanne Kraaijkamp, dochter van
Als een van Sannes vriendinnen huilend opbelt omdat haar 'verkering' uit is, vraagt Sanne: 'Hoe lang kende je die gozer eigenlijk? Een half jaar? En hoe voelde je je een half jaar en een week geleden? Goed? Nou dan.' Het is een erfenis van haar vader Johnny sr., die deze vraag standaard stelde als Sanne liefdesverdriet had. 'Janken mocht ik alleen als er echt wat ergs was. Als je hond na tien jaar dood gaat, bijvoorbeeld. Anders ga je gewoon door.'

Interview Rinske Koelewijn NRC reader met Maarten ’t Hart.
… Ik vraag waarom hij geen hondje meer heeft. Roef, heette de vorige. Een „vunibara” noemde hij het, een vuilnisbakje. Hij schudt zijn hoofd. Bedachtzaam. „Aan een hond kleven twee grote bezwaren. Het eerste, en meteen allergrootste bezwaar is dat hij eerder doodgaat dan jij. Roef is na achttien jaar overleden. Dat deed zo verschrikkelijk veel pijn.”
'Ik tuinier niet volgens schema. Het is incidentenarbeid die ik verricht'

Mensenpoep heeft hond en mens ooit samengebracht, daar is hij van overtuigd. „Honden zijn er verzot op. Jonge wolfjes kwamen af op onze uitwerpselen, en zijn in de buurt gebleven.” Mensenpoep en urine zijn ook uitstekende mest. „In een Engels tuinprogramma pist de tuinier altijd op de composthoop.” Doet hij zelf trouwens ook. Bezwaar twee van een hond is dat je hem moeilijk alleen kunt laten. Af en toe moet ik op Lesereise, naar Duitsland …